Moestuinieren doe je met hoofd, hart en handen.

Bij het telen van groenten is er toch enige voorbereiding nodig. Het fijnst is een stuk grond waar minstens 6 uur per dag zon komt. Je kunt ook in een of meer vierkante-meter-bakken aan de slag.
De ideale moestuingrond is leem of zandleem; kleigrond is zwaar en compact en is vaak te nat voor je groenten; zand houdt het water en de voedingsstoffen dan weer amper vast. Begin vroeg in het jaar met het onkruidvrij maken van de nieuwe moestuin en spit de grond om. Maak daarna de bovenste laag goed los. Daarna kun je gaan zaaien en planten.

Maak altijd een teeltplan. Start met groenten die makkelijk te kweken zijn en die je lekker vindt.
Slim is om de moestuin in vakken te verdelen. Elk jaar schuif je dan een vak op, dat heet vruchtwisseling en dat komt je moestuin zeker ten goede! Je kunt denken aan een indeling van kolen (bloemkool, broccoli, paksoi), peulvruchten (erwten, bonen), bladgroenten (zoals sla en andijvie) en wortelgewassen (wortels, bietjes, knolselder, aardappel). Voorzie een aparte plek voor reuzenplanten als courgettes en pompoenen. Het zijn makkelijke groeiers die een grote oogst opleveren maar ook veel mest nodig hebben.

Je moestuin heeft verzorging nodig: er moet gezaaid, gewied en geoogst worden. Planten moet je opbinden, er moet gedund worden en er moet water gegeven worden als de plantjes nog erg jong zijn of als het een tijd erg droog is. Langere tijd afwezig zijn en een moestuin hebben gaan -helaas- niet samen. Je moet hart hebben voor je tuin. Het lekker met je handen bezig zijn en daarna genieten van een maaltijd met zelf geteelde groenten is natuurlijk helemaal geweldig (en gezond!).